Get fluent faster with the best resource for intermediate and advanced Dutch.
Learn More
Dog in Dutch
Dog in Dutch is hond
Example Sentences
-
De hond springt.The dog is jumping. Source
-
Pas op de hond!Beware of the dog! Source
-
Ik heb een hond gezien.I have seen a dog. Source
-
Dat is mijn hond.That is my dog., That's my dog. Source
-
Waar is mijn hond?Where is my dog? Source
-
Hij heeft een hond.He has a dog. Source
-
Maak je geen zorgen om mijn hond.Don't worry about my dog. Source
-
Er staat een hond op de brug.There is a dog on the bridge. Source
-
Was je je hond elke dag?Do you wash your dog every day? Source
-
Deze hond loopt heel snel.That dog runs very fast. Source
-
Heeft zij een hond? Nee.Does she have a dog? No. Source
-
Ik heb een hond en twee katten.I have a dog and two cats. Source
-
Ik wil een nieuwe hond.I want a new dog. Source
-
De hond beet de man.The dog bit the man. Source
-
Hij hoorde de hond blaffen.He heard the dog barking. Source
-
Ze heeft een hond en zes katten.She has a dog and six cats. Source
-
De hond is in het huis.The dog is in the house. Source
-
Heeft jouw hond je ooit gebeten?Has your dog ever bitten you? Source
Looking for something a bit more visual? Check out our infographic on Dog in Dutch with example sentences and translations.
Useful Links
Have a question or comment about Dog in Dutch? Let us know!