Get fluent faster with the best resource for intermediate and advanced Dutch.
Learn More
House in Dutch
House in Dutch is huis
Example Sentences
-
Dit is hun huis.This is their house. Source
-
Het huis is warm.The house is warm. Source
-
Het huis was in zicht.The house was in sight. Source
-
Hun huis is zeer modern.Their house is very modern. Source
-
Mijn huis is oud en lelijk.My house is old and ugly. Source
-
Ik groeide op in dat huis.I grew up in that house. Source
-
De tuin ligt achter het huis.The garden is behind the house. Source
-
Dit huis is niet heel groot.This house is not very big. Source
-
We wonen in een huis.We live in a house. Source
-
Hoeveel katten zijn er in dit huis?How many cats are there in this house? Source
-
Misschien is er iemand anders in huis.Maybe there is someone else in the house. Source
-
Ik weet wie in dit huis woont.I know who lives in this house. Source
-
Ik blijf in het huis vandaag.I'll stay in the house today. Source
-
Een hond volgde me naar mijn huis.A dog followed me to my house. Source
-
Niemand woont in dit huis.Nobody lives in this house. Source
-
Dit huis is te klein om in te wonen.This house is too small to live in. Source
-
Hij redde het kind uit het brandende huis.He rescued the child from the burning house. Source
-
Ik heb een huis in de bergen.I have a house in the mountains. Source
Looking for something a bit more visual? Check out our infographic on House in Dutch with example sentences and translations.
Useful Links
Have a question or comment about House in Dutch? Let us know!