Get fluent faster with the best resource for intermediate and advanced Dutch.
Learn More
Uncle in Dutch
Uncle in Dutch is oom
Example Sentences
-
Mijn oom heeft drie kinderen.My uncle has three children. Source
-
Gisteren heeft mijn oom een hond gekocht.Yesterday my uncle bought a dog. Source
-
Hij vroeg me waar mijn oom woonde.He asked me where my uncle lived. Source
-
Mijn oom heeft een grote familie.My uncle has a large family. Source
-
Mijn oom is rijk.My uncle is rich. Source
-
Mama, waarom heb ik geen oom met een baard?Mommy, why don't I have an uncle with a beard? Source
-
Waar woont je oom?Where does your uncle live? Source
-
Mijn oom heeft dit boek voor mij gekocht.My uncle bought me this book. Source
-
Zijn oom zorgt voor hem.He is taken care of by his uncle. Source
-
Hij woonde naast zijn oom.He lived next to his uncle. Source
-
Heeft uw oom u zijn auto laten besturen?Did your uncle let you drive his car? Source
-
Laat je oom erover nadenken.Let your uncle think about it. Source
-
Is jullie oom nog steeds in het buitenland?Is your uncle still abroad? Source
-
Mijn oom heeft een huis in Italië.My uncle has a house in Italy. Source
-
Ik ontving een telegram dat mijn oom aangekomen was.I received a telegram saying that my uncle had arrived. Source
-
Ik verblijf bij mijn oom in Tokio.I am staying with my uncle in Tokyo. Source
Looking for something a bit more visual? Check out our infographic on Uncle in Dutch with example sentences and translations.
Useful Links
Have a question or comment about Uncle in Dutch? Let us know!